Zonder het verwarrende persoonlijke lot van de interessante negentiende eeuwse prinses uit Nederland, zou Neder-Silezië nooit zo’n zorgzame geest hebben ontmoet. Ze liet niet slechts mooie herinneringen achter, maar ook veel sporen van haar economische, sociale en culturele werkzaamheden.
De heldin van dit artikel is Frederica Louisa Charlotte Marianne Wilhelmina, Prinses van Oranje-Nassau, dochter van de kroonprins van Oranje, Willem Frederik (1772-1843), de toekomstige koning Willem I en Wilhelmina van Pruisen (1774-1837), een dochter van de Pruisische koning Frederik Willem II. Ze werd op 5 mei 1810 in Berlijn geboren en stierf in Erbach, Duitsland, op 5 mei 1883. Op het moment van haar geboorte woonden haar ouders in ballingschap (1795-1813), verbannen uit Nederland door Napoleon Bonaparte.
Haar roepnaam stamt van Marianne’s tante van haar moeders zijde: Marianne Hesse-Homburg, de zeer fel anti-Franse oprichtster van „Patriottische Vrouwen Vereniging Pruisen” (Der Vaterländische Frauenverein) Die „Pruisische erfenis” heeft het leven van Marianne sterk beïnvloed. Marianne bracht haar kindertijd door op Het Loo in Apeldoorn, waar haar vader voor haar een miniboerderij bouwde, en op het Oude Hof in Den Haag. De 18 jaar oude prinses verloofde zich op 25 juni 1828 met de Zweedse prins Gustav Wasa (op wie ze diep verliefd was), maar dit engagement leidde tot het eerste schandaal van haar leven. Onder politieke druk uit Stockholm en St. Petersburg (in die tijd de hoofdstad van het keizerlijke Rusland) werd de verbintenis nog in november van hetzelfde jaar beëindigd. Het Zweedse hof was tegen dit voorgenomen huwelijk omdat Gustav de zoon was van de afgezette koning Gustav IV van Zweden. Hij kon een bedreiging voor de onwettige koning Karel XIV John (van de Bernadotte familie) vormen. Op deze manier bleek voor de eerste keer dat liefde zonder complicaties niet voor haar was weggelegd.
Prinses van Pruisen
Op 14 september 1830 trouwde Marianne met haar neef Albrecht van Pruisen, de jongste zoon van de koning van Pruisen Frederik Willem III en koningin Louise. Het was een drievoudige combinatie van de reeds zeer nauwe verwantschap tussen huizen Nassau en Hohenzollern, omdat haar broer prins Frederik al getrouwd was met Louise van Pruisen, zuster van Albrecht. De beroemde architect Karl Friedrich Schinkel bouwde voor het bruidspaar een paleis in de Wilhelmstrasse in Berlijn. Als titulair „Prinzessin von Preussen” maakte Marianne nu deel uit van de Pruisische koninklijke familie. Op de meeste van haar officiële portretten uit die tijd ze draagt ze zwart-witte insignes van de Orde van Louise, de tegenhanger van het IJzeren Kruis die gegeven werd aan de „patriottische vrouwen van Pruisen”.
Ze was echter niet gelukkig aan het hof van de Hohenzollern’s. Ze oversteeg het wat bekrompen milieu in kennis en intelligentie en gedroeg zich vaak in strijd met de rigide ceremoniële rituelen van de Pruisische etiquette. Hoewel ze vier kinderen kreeg was, Marianne ook in haar huwelijk met Albrecht niet echt gelukkig. De drie kinderen, die in leven bleven versterkten de Pruisische dynastie: haar dochter Charlotte (1831-1855) trouwde met prins George II, regerend hertog van Saksen Meiningen, de zoon Albrecht (1837-1906) trouwde met Maria van Saksen-Altenburg en haar dochter Alexandrine (1842 – 1906) was getrouwd met de tweede zoon van de regerende prins van Mecklenburg-Schwerin.
Naast seksuele escapades vertoonde de prins een uiterst gewelddadig gedrag tegen zowel zijn mannelijke als zijn vrouwelijke medewerkers. Een Nederlandse geheim politierapport (nu in het Koninklijk Huisarchief) spreekt zelfs van ‘geslachtsziekten’. Die huwelijksproblemen waren de eerste aanleiding voor Marianne’s gewoonte Italiaanse reizen te maken. Het was ook in deze tijd dat Marianne voor het eerst het bezit Kłodzko (Glatzer Land) in Neder-Silezië bezocht, dat door haar vader was gekocht. Zij erfde dat eigendom na de dood van haar moeder in 1837, tezamen met dat in Kamenz (Pools: Kamieniec Ząbkowicki). Ze kocht daarbij ook nog extra land bij Lądek-Zdrój en Stronie Śląskie.
Marianne’s ballingschap
In januari 1845 verliet ze eindelijk haar man en kinderen en verbleef enige tijd in het dorp Voorburg, bij Den Haag, Ze kocht daar een woning in 1848. Hier begon ze een affaire met haar koetsier Johannes van Rossum. Hij was in haar dienst sinds 1844 en al snel werd hij ook haar secretaris en bibliothecaris. Marianne deelde haar geloof met haar geëxalteerde minnaar.
.
.
.
.
.
.
.
Marianne in 1846 Johannes van Rossum
Deze relatie veroorzaakte een groot maatschappelijke schandaal, maar het maakte de scheiding van Albrecht (voorheen geweigerd) mogelijk, vooral toen bleek dat Marianne zwanger was van van Rossum. In 1849 beviel de prinses van haar laatste kind, haar innig geliefde zoon Johannes Willem (1849-1861) en besloot hem bij haar te houden. (Zij is het enige vrouwelijke lid van de Oranje dynastie waarvan een buiten echtelijk kind bekend is. Ze is ook één van de zeer weinige adellijke dames in de geschiedenis die haar buitenechtelijk kind na de geboorte niet afstond. Dit besluit bleek het Pruisische hof in grote woede te doen ontsteken en het droeg in belangrijke mate bij aan haar persoonlijke situatie. De „Pruisische relatie” met het Oranjehuis werd erdoor ernstig verstoord en de schandalen rond prinses Marianne bleven niet verborgen voor het publiek.
De Nederlandse roddelbladen schreven regelmatig over haar bijzondere levenstijl. De beperkingen voor Marianne waren moeilijk: ze werd verbannen uit Pruisen en dus gescheiden van haar kinderen. Ze mocht niet langer dan 24 uur in Pruisen verblijven. Ze wist echter niet van opgeven want ze was een heel trotse en onafhankelijke vrouw. Toen haar neef Willem (de toekomstige keizer), van 1858 via Frederick Willem, een verzoening met haar nastreefde, antwoordde Marianne op 30 december 1859 nogal tactloos, dat zij zich niet opnieuw wenste te binden aan de Pruisische koninklijke familie. Na alle vernederingen wilde ze niet weer terug onder de dwang van de Hohenzollern familieregels. Na zo’n tien jaar geleefd te hebben als een onafhankelijke Nederlandse vrouw verkoos ze er nu voor door de Hohenzollerns te worden behandeld als een vreemdelinge.
Foto: Johannes Wilhelm van Reinhartshausen.
In de daaropvolgende jaren leidde Marianne een zeer intensief leven dat ze verdeelde tussen Italië, Duitsland en Neder-Silezië. Dankzij haar familiefortuin kon de prinses haar levensstijl wel blijven voortzetten. Gedurende een langere tijd verbleef ze met partner en zoon in de Villa Celimontana in Rome, waar ze kunst begon te verzamelen Ze kocht verder ook een villa aan het Comomeer, die later (naar dochter Charlotte) de naam Villa Charlotta kreeg.
Een andere belangrijke plaats in de ballingschap Marianne was Erbach. In 1855 kocht ze er het oude Reinharts-Hausen kasteel en maakte van de linkervleugel een museum voor haar enorme kunstcollectie. Het was echter geen topcollectie. Later bleek dat veel van de zeshonderd schilderijen kopieën waren (er onder waren ook kopieën van portretten van haar Oranje voorouders). Een deel van die collectie is nog steeds te zien in het kasteel dat nu is omgebouwd tot een luxueus hotel.
Erbach profiteerde heel veel van de aanwezigheid van de koningsdochter en voormalig Pruisisch prinses. De protestantse kerk in Erbach is door haar opgericht en in deze kerk bouwde ze een graf voor haar zoon Jan Willem, die op elf-jarige leeftijd aan roodvonk overleed. Marianne hield veel van hem. Met de drie levende kinderen uit haar vorige huwelijk, die in de handen bleven van de familie van haar man, had ze maar een zeer sporadisch contact. In haar brieven noemt ze Jan Willem „een kind van mijn oude dag“. Hij was voorbestemd om een openbaar ambt (bijvoorbeeld advocaat of dominee) uit te oefenen. Hij was erg intelligent voor zijn leeftijd, hij bereikte de 11de plaats op het eind-examen. Helaas stierf hij in zijn eerste kerstvakantie met zijn ouders. Jan vertelde zijn moeder hoe verdietig hij was om de vervallen toestand van de kerk in Opper-Rheingau. Op de avond van zijn dood schonk de stervende jongen aan zijn moeder meer dan tienduizenden guldens voor de wederopbouw ervan. Afbeelding: Reinharts-Hausen kasteel.
De goede geest van Neder-Silezië
Halverwege de 19de eeuw richtte Marianne zich ook op haar bezittingen in Neder-Silezië en zette het bouwen van het prachtige paleis in Kamenz in gang. (de eerste werk-zaamheden begonnen in 1837). Ze kon gemakkelijk toezicht houden want haar bezittingen lagen vlak bij de Oostenrijkse grens. Ze kocht een paleis in Bila Voda net aan Oostenrijkse kant, een paar kilometer van Kamenz. Daardoor kon ze dagelijks toezicht houden. (Het was haar in die tijd verboden langer dan 24 uur op Pruisische bodem te vertoeven!).
Dit gebouw is de moeite waard om er een paar woorden aan te wijden. Het werd ontworpen door Schinkel volgens de precieze aanwijzingen van Marianne. In termen van de architectuur lijkt het een kruisbestuiving tussen een Schots kasteel en een gotische burcht in de stijl van de Teutoonse ridderkastelen. De grootste ruimte verwijst duidelijk naar de refter van de burcht Malbork (eens de hoofdzetel van de Pruisische ridderorde).
Foto boven en onder: Kamenz, archiefbeelden
Het gebouw werd omringd door mooie terrassen en tuinen met fonteinen, grotten en standbeelden. Het omvatte zo’n honderd kamers. Als decoratie werd marmer uit lokale groeven gebruikt en het meubilair is in gotische stijl. De inrichting kwam uit de rijke collectie van de Hohenzollern familie. Het bouwen van het paleis in Kamenz duurde ongeveer twintig jaar (1838-1857), met zo’n tien jaar extra voor het aanleggen en inrichten van de tuinen. Marianne woonde er nooit, gezien haar verbanning. Tijdens de bezoeken gebruikte ze slechts een gastenkamer om zich terug te kunnen trekken. In 1873 schonk ze dit paleis aan haar zoon Albrecht daarna bleef Kamenz in de handen van zijn familie tot in 1940.
Tijdens WWII werd het paleis als opslagplaats gebruikt voor de kunstverzamelingen die door de nazi’s in Polen geroofd werden (waaronder die van het Wawel-kasteel in Krakau). Sommige ervan werden naar Duitsland gebracht, ook werd een deel (16 rijtuigen vol! in 1945) door de Russen naar Moskou vervoerd. Om die schanddaad van het Russische leger te verhullen werd het gebouw in brand gestoken en de lokale bevolking verboden om de vlammen te doven. In de jaren erna is het eens zo sprookjesachtige paleis volledig geruïneerd. De Poolse autoriteiten waren zelfs van plan het op te blazen. In de jaren ’90 is met enige restauratie begonnen, doch na het overlijden van de rentmeester is het paleis verlaten. Op dit moment wordt de erfenis afgewikkeld. (Lees ook: Neder-Silezië 2).
Huidige toestand (2015) / foto Renata Drygiel
Items die ooit toebehoorden aan Marianna keren terug naar het paleis, incl. piano’s speciaal voor haar gemaakt.
Het paleis Kamenz was slechts een van de vele activiteiten van prinses Marianne in Neder-Silezië. Verder was ze druk met het aanleggen van wegen, bijvoorbeeld de 55 km weg tussen Ząbkowice Śląskie met de Płoszczyna Pass in de Bialskie Bergen (de route loopt door Kamieniec Ząbkowicki, Zloty Stok, Lądek Zdrój, Stronie Śląskie, Bolesławów en Nieuw Moravië), het ontwikkelen van het bosbeheer. Het aanleggen van de visvijvers, het bouwen van een hoogoven, de financiële ondersteuning voor de bouw van de glasfabriek in Silezië Stronie (toen bekend als Oranienhutte), het oprichten van de marmergroeven die nog steeds bestaan (als herinnering aan haar wordt spreekt men wel van wit-, groen- en roze-„Marianna”). Op haar land aan de voet van de berg Śnieżnik vestigde zij een gespecialiseerd bergboerderij voor koeien die werd beheerd door een Zwitser. Die boerderij werd later een toeristisch hostel dat nog steeds bestaat.
Ook was ze heel bekend om haar sociale bewogenheid. Zo stichtte ze bijvoorbeeld de „Kamenz Kassa” voor weduwen verder ook een onderkomen voor kleine kinderen en een ziekenhuis (genaamd het „Huis van Marianna”). Ze steunde naast protestantse kerken ook een aantal katholieke. Toen ze stierf werd het verdriet om de „Good Lady” door velen gevoeld. De herinnering aan haar bleef onder de bevolking van Silezië en Kłodzko tot in 1945 levend.
De weg van Marianna, op de berg Bialskie
Jachthuis op de Śnieżnik / foto Marcin Szala.
Prinses Marianne overleed in 1883 te Erbach. Ze woonde haar laatste tien jaren alleen want van Rossum was in 1874 overleden. In die tien jaar is Marianne’s relatie met haar Nederlandse familie hersteld. Haar begrafenis vond plaats op 4 juni 1883. In een speciaal verslag in de „Mittelrheinische Zeitung” van Erbach is er sprake van een schimmige gebeurtenis waarin veel traditionele gebruiken achterwege bleven, tamelijk ongewoon bij een begrafenis van een prinses van koninklijke bloede. Het ontbreken van enige koninklijke pracht en praal tijdens haar begrafenis werd goed gemaakt door een overvloedig gebruik van christelijke koren, op weg naar het graf dus buiten de eigenlijke dienst, zodat het intense geloof van Marianne (vrij van dogmatiek) gerespecteerd werd. Ze is niet bij Rossum maar in de crypte bij haar zoon begraven. (De latere koningin Wilhelmina heeft overwogen Marianne alsnog te laten bijzetten in de koninklijke graf-tomben in Delft.)
.
.
.
.
.
.
.
.
.Prinses Marianne (1880) en haar graf
Terug naar roem
In de 20ste eeuw herleefde de belangstelling voor het bijzondere leven van deze Prinses Marianne. Daarbij werd de nadruk steeds meer gelegd op haar gedrag als de „bevrijde” vrouw. De nadruk lag op de – enigszins anachronistische – kritiek op sociale verhou-dingen in haar tijd en een romantisering van haar positie als een sociale buiten-staander: „Haar innerlijke vrijheid en onafhankelijkheid waren de tijd ver vooruit”, „Ze was een intelligente, knappe, zelfbewuste en geëmancipeerde vrouw”. Ook werd meer aandacht besteed aan haar rol als een kunstenares en als ondersteunster van het plaatselijke welzijn, zoals de oprichting van het Haagse liefdadigheids fonds ter ondersteuning van armen (1829) en aan regionale en lokale waardering van tijdgenoten die tot uiting komt in recente literatuur.
In Voorburg, waar ze zich gewijd heeft aan de ondersteuning van de armen, waren de bouw van de pastorie en de zaal door haar gefinancierd, ze schonk een orgel aan de Hervormde Kerk en was, nog bij haar leven, een plaatselijke cultusheldin. In de stad wordt nog vandaag, in het museum van Leidschendam-Voorburg, veel aandacht besteed aan haar leven. In 1998 werd er een tentoonstelling gewijd aan haar: „Een prinses in een dorp, Prinses Marianne in Voorburg”. In de Herenstraat staat een stand-beeld van Marianne gemaakt door mevrouw C. Gobius.
Op het gebied van de kunsten kan haar collectie in Erbach niet uitzonderlijk worden genoemd. Haar meest opmerkelijke prestatie blijft toch de bouw van het paleis te Kamenz in Silezië. Door die prestatie is ze uiteraard in de herinnering in het Poolse Neder-Silezië blijven leven. In het jaar 2010 werd haar 200ste verjaardag gevierd als het „Jaar van Marianne van Oranje”. Bij deze gelegenheid is zelfs een herdenkingsmunt geslagen. Marianne was ook patrones van één van de scholen in Stronie Śląskie en in de streek van Kłodzko is een vereniging van haar bewonderaars opgericht.
Scholengemeenschap met de naam Marianna, Stronie Śl.
Renata Głuszek / Han Tiggelaar
Lees ook: De Derde Liefde van Marianne van Oranje-Nassau, Neder-Silezië 2,
Foto: Wikipedia, Renata Drygiel, viki.toenleidschendam-voorburg.nl, fotopolska.eu
Geschiedenis van Marianne met veel interesse gelezen,
geweldige vrouw .